top of page

Het onderduikerskamp

Negen hutten in de bossen bij Vierhouten. Tussen februari 1943 en oktober 1944 verbleven er in wisselende samenstellingen zo’n 100 mensen. Onder de grond in afwachting van het einde van de Tweede Wereldoorlog. 

Hoe het begon en hoe het afliep

Hoe het begon en hoe het afliep

Het Verscholen Dorp werd opgericht door Opa Bakker en Tante Cor uit Nunspeet en advocaat mr. E.H. von Baumhauer uit Vierhouten, ook wel De Boem genaamd. De Boem had veel Joodse cliënten die een beroep op hem deden. Zijn landhuis in Vierhouten zat vol met onderduikers maar het risico werd te groot. Uitbreiding op een veiliger plek werd noodzakelijk. Een plan voor een ondergronds dorp verscholen in de bossen werd gesmeed. 

 

Het was een haast onuitvoerbare opgave want hoe konden buiten het zicht van de Duitsers maar liefst 9 ondergrondse hutten worden gebouwd in 4 bosvakken ver buiten Vierhouten? En hoe hield het onderduikerskamp 21 maanden lang stand? Hoe deed men ondanks de rantsoenering in het geheim boodschappen voor zo’n 100 mensen, hoe werden er voor al die onderduikers maaltijden gekookt en werden de volle pannen ongezien vervoerd naar de onherbergzame plek van de hutten in het dichtbegroeide bos? En hoe zorgden een dokter en tandarts voor de onderduikers en werden er medicijnen geleverd zonder dat de Duitsers dit in de gaten kregen?

 

Ondersteund door mensen uit het verzet en dankzij de hulp van de zwijgende lokale bevolking kon Het Verscholen Dorp anderhalf jaar lang een veilige schuilplaats zijn. Tot zondag 29 oktober 1944. Toen werd het onderduikerskamp ontdekt door een Duitse en Nederlandse ‘Landstormer’, een SS-divisie waarvoor ook foute Nederlanders dienden. Ze waren op zoek naar wild en hoorden het geluid van houthakken. Ze vonden dit verdacht en gingen erop af. Op dat moment stak er een jongen de brandgang over, hij was water gaan halen in het andere bosvak. Na een kort verhoor lieten ze de jongen gaan. De Landstormers meenden gestuit te zijn op een kamp vol gevaarlijke terroristen en gingen daarom meteen naar De Paasheuvel in Vierhouten waar de Duitsers kwartier hielden, om versterking te halen. Dit bood de meeste onderduikers de kans om te vluchten. Ze renden de bossen in en hielden zich er dagenlang schuil. 

 

Acht Joden wisten niet te ontkomen. Ze werden door Duitse soldaten meegenomen en in de kelder van De Paasheuvel gevangengezet. Een vrouw overleed ter plekke in de kelder, haar man werd daarop gefusilleerd. De anderen moesten samen met een executiepeloton naar Het Verscholen Dorp lopen om daar gefusilleerd te worden. Ongeveer een kilometer buiten Vierhouten ontstond er een schermutseling toen twee van de onderduikers probeerden te vluchten. Eén van hen werd op zijn vlucht doodgeschoten, de ander keerde terug toen zijn 6-jarig zoontje begon te schreeuwen. Er werden drie kuilen gegraven waarin de onderduikers moesten gaan liggen. Vervolgens werden ze doodgeschoten, ook het 6-jarige jongetje.

 

Ter herinnering aan deze gruwelijke gebeurtenis werd er op 4 mei 1994 een monument opgericht aan de Tongerenseweg.

Fluisterend in hutten onder de grond

Fluisterend in hutten onder degrond

Het leven in de hutten was zwaar. Desondanks ook wel gezellig, vertelden oud-bewoners. Ze probeerden de tijd goed door te komen met lezen, kleine cabaretvoorstellingen, spelletjes en lesgeven aan de kinderen. Elke hut had een naam. Zo heette een van de eerste hutten de Amhut, de Anti-moffenhut. Hier verbleven vooral de Engelse en Amerikaanse jongeren, en de enige Rus. Dankzij Tante Cor en de inzet van de lokale winkeliers was er genoeg te eten, ook werd er voor kleding en schoenen gezorgd. Er kwam slechts een enkeling in Het Verscholen Dorp, vooral Tante Cor op zondag. Mensen die de bevoorrading deden, lieten hun goederen op een vooraf afgesproken plek achter. Daar werden de goederen

’s nachts opgehaald door bewoners van Het Verscholen Dorp of door Opa Bakker dan wel Tante Cor naar Het Verscholen Dorp gebracht.  

 

Op zondag probeerde men zich netter te kleden, al zorgden de kou en het vocht in de herfst en winter voor een sombere stemming. Een van de 4 bosvakken heette het grote PO-vak, daar bevonden zich 3 hutten en werd later ook een pomp geslagen. Het paadje ernaartoe werd de Kalverstraat genoemd. Een bosvak werd alleen verlaten in het donker om water te halen en hout te hakken. Op klaarlichte dag de brandgang tussen de bosvakken oversteken was levensgevaarlijk en kon het kamp verraden. Een ontruiming werd ternauwernood voorkomen. 

 

Veel verhalen over Het Verscholen Dorp zijn opgeschreven door Aart Visser in het boek: Het Verscholen Dorp. Verzet en onderduikers op de Veluwe.

Verhalen van bewoners

Verhalen van bewoners

We weten niet precies hoeveel onderduikers in Het Verscholen Dorp gewoond hebben, waarschijnlijk zaten er steeds tussen de 80 en 100 mensen ondergedoken. Er leefden joodse families, Nederlanders die weigerden in Duitsland te werken en verzetsmensen. Hoeveel mensen er totaal in het onderduikerskamp hebben gezeten, soms slechts enkele dagen, is niet bekend. Van een paar bewoners weten we iets meer. 

 

Zo was er Herman Löwenberg. Hij was slechts 5 jaar en helemaal alleen in het kamp, zijn ouders hadden een ander onderduikadres. Ook Lenie Duyzend woonde in het kamp. Ze was 16 jaar en zat op het Joods Lyceum bij Anne Frank in de klas. De Russische soldaat Koeshma ontsnapte uit een Duits krijgersgevangenenkamp, hij sprak alleen Russisch en moest zich redden met gebarentaal. De kinderen in het kamp waren dol op hem, hij maakte prachtig houtsnijwerk. En dan was er Peter, een Duitse deserteur. Hij werd aanvankelijk met enig argwaan ontvangen maar bleek te vertrouwen. Peter was sportman en deed gymnastiekoefeningen met de andere bewoners. Tot slot de Amerikaan James Wilson die een noodlanding had moeten maken bij Heerenveen met zijn B-17 bommenwerper. 

 

Ook Walter Bartfeld, later Ze’ev Bar genaamd, woonde er met zijn ouders en zusje Erni. 

bottom of page